23 maart 2002

Amerikaanse troepen zijn actief in Afghanistan, de Filippijnen, Georgië en Jemen. En alsof dat al niet genoeg is, wordt nu op Indonesië druk uitgeoefend om ook daar Amerikaanse troepen operatief te laten zijn. En er is, niet te vergeten, het voornemen af te rekenen met het regime in Irak. Bush blijft kortom op het oorlogspad.

Het lijkt bovendien niet toevallig dat juist nu een geheim Amerikaans noodplan voor een preventieve nucleaire aanval op een zevental landen uitlekte, waaronder behoudens Irak ook Rusland en China. De scheidslijn tussen conventionele en nucleaire wapens wordt daarmee flinterdun. Bush is al bereid om kernwapens in te zetten als het niet lukt een dreiging met conventionele wapens ongedaan te maken. Dit noodplan maakt ook duidelijk waarom de VS het ABM-verdrag onlangs opzegden. Als je voor jezelf, hoe kortzichtig ook, een zo groot mogelijke vrijheid van handelen claimt, zijn wapenafspraken immers een sta in de weg. Nieuw in het noodplan zijn vooral de kleine tactische kernwapens. Ze werden nog net niet in Afghanistan ingezet, maar qua zwaarte en/of oorlogsrechtovertredende onmenselijkheid verschilden de de Daisy Cutter-bommen en de ‘thermobarische’ bommen (die de mensen in grotten de adem benemen) niet zo erg veel van de tactische kernwapens. Het leidt geen twijfel, dat die — met instemming van de Britten — bij de komende aanval op Irak, die zeer waarschijnlijk in de herfst zal plaatsvinden, zullen worden ingezet. Al tijdens de Golfoorlog van 1991 stond dat op het program — alle opperofficieren inclusief Schwarzkopf waren akkoord gegaan, maar opperbevelhebber Colin Powell heeft dat toen nog op het laatste moment weten tegen te houden.

Hoe dan ook, door wat nu gaande is en door de nieuwe nucleaire doctrine noemt The New York Times van 13 maart het eigen land cynisch een ‘nucleaire schurkenstaat’. De bekende columnist H.J.A. Hofland schetst een Bush die bezig is met een ‘wereldrevolutie en de hele wereld in zijn unilateralisme betrekt’; een revolutie, die zijns inziens kan uitlopen op ‘de situatie van de hypermacht tegen de rest van de wereld’ (NRC Handelsblad, 20 maart). Met recht een zorgelijk perspectief.

Is dit alles een effect van 11 september 2001 of van de militaire reactie daarop na 7 oktober? Geweld heeft zeker een zichzelf versterkend effect. Eenmaal begonnen, roept het verschijnselen op die men in eerste instantie voor onmogelijk houdt. Maar dat is het niet alleen. Zo dateren de plannen tot militarisering van de ruimte door de VS al van vele maanden vóór 11 september. Ik woonde onlangs in het Europees Parlement in Brussel een congres van de Europese vredesbeweging bij. We bezonnen ons onder meer op de vraag hoe we elkaar wakker kunnen schudden over de ontwikkelingen in de VS en hoe we in het licht daarvan ons netwerk in Europa kunnen uitbreiden. Opmerkelijk was dat de aanwezige Amerikaanse gasten nog het meest kritisch waren. Zo sprak de ‘quaker’ Joseph Gerson (verbonden aan het American Friends Service Committee in New England) zelfs van een ‘prefascistische situatie’ in zijn land.

Een en ander staat niet helemaal los van 11 september, maar er is meer aan de hand. Er is ook een voorgeschiedenis Zo is bekend dat de Amerikanen zeer patriottisch zijn en dat velen van hen zich vanuit een misplaatste protestantse ‘uitverkiezingsethiek’ een superieure natie wanen. Ook weten we dat ze nogal eens eigenmachtig en met (veel) geweld optreden, zoals ongeveer 35 jaar geleden in Vietnam, later in Midden- en Zuid-Amerika en in 1986 via de omstreden bombardementen op de Libische steden Benghasi en Tripoli. Wij hebben echter het beeld van de Amerikaanse bevrijdingsrol in de Tweede Wereldoorlog voor ogen en ook het beeld van idealistische presidenten als Wilson, Franklin Roosevelt en Carter. Reden dat we geneigd waren zulks weer snel te vergeten of helemaal door de vingers te zien. Ook iemand als president Clinton kon door zijn charme een potje bij ons breken, ook al liet hij zich een paar keer van een erg kwalijke kant zien, zoals in 1998 en 1999 met respectievelijk de bombardementen op Sudan en Joegoslavië, beiden net als nu in Afghanistan zonder geweldsmandaat van de VN-Veiligheidsraad.

Maar dat de VS zich na het aantreden van Bush zo zouden laten gaan op het terrein van chauvinisme en unilateralisme, is niettemin opmerkelijk. Bovendien door de drastische verhoging van de militaire begroting en de oorlogsretoriek jegens de ‘as van het kwaad’. De bekende Clingendael-deskundige Rob de Wijk vergeleek de VS onlangs met een pitbull, ‘sterk en onberekenbaar, af en toe uit zijn hok stormend’. Vooral onder president Bush komt het beeld naar voren van een eigengereide supermacht, die eenzijdig de voorwaarden van het eigen handelen vaststelt en geldende internationale normen aan zijn laars lapt. De geest lijkt bij de VS uit de fles. Zeker na de val van het Taliban-bewind. Een Amerikaans militair succes naar het lijkt, ook al heeft deze duizenden onschuldige burgerlevens gekost en lopen hoofddoelwitten als Bin Laden nog vrij rond. In het Amerikaanse Congres zetten pas recent voor het eerst vooraanstaande Democraten vragen bij de omvang, duur en kosten van de oorlog tegen het terrorisme, maar de Republikeinen zijn zo gebrand op het exploiteren van de overwinning in Afghanistan dat de Democraten geen been aan de grond krijgen. Het Bush-bewind lijkt bewust gebruik te willen maken van de verwarring onder de Amerikanen na 11 september om een soort Nieuwe Wereldorde te creëren, niet gericht op een uitbouw van de VN, maar daarentegen op het veiligstellen van de Amerikaanse heerschappij in de wereld tot ver in de 21ste eeuw. De VS moeten volgens vice-president Dick Cheney in The New Yorker de ‘dominante politieke, economische en militaire macht in de wereld blijven’.

Men grijpt daarvoor terug naar de doctrine van Zbigniew Brzezinski, waarin beheersing van Europa en Azië door de VS wordt gezien als voorwaarde voor de Amerikaanse wereldheerschappij. Het actieve en richting Rusland provocerende beleid van de Amerikanen in landen die voorheen tot de Sovjet-Unie behoorden en ook de politiek van oostwaartse NAVO-expansie richting Russische grens was een uitvloeisel van deze doctrine.

Door de vergeldingsoorlog in Afghanistan krijgen de VS thans voor het eerst ruimschoots kansen in de olierijke gebieden van Centraal-Azië en de Kaukasus. Het begon met vliegvelden ten behoeve van de oorlog, en nu is er volop de gelegenheid zich ook anderszins in die landen te nestelen. Sommigen noemen dat een neveneffect van, anderen een verborgen agenda voor de oorlog. Ken Coates, de secretaris-generaal van de Britse Russell Foundation, wees tijdens de conferentie in Brussel naast de Brzezinski-doctrine ook op die van Kolonel Warden van het Pentagon, die inhoudt dat de strijd moet worden gericht op vernietiging van het systeem van de vijand, zodat deze ‘onze doeleinden gaat zien als de zijne’.

Hoe moeten we hierop reageren? De Amerikaanse gasten op de Brusselse conferentie hielden ons voor dat het in de jaren 1945-1947 slechts een klein aantal mensen was dat ons de Koude Oorlog opdrong en dat nu Bush via een betrekkelijk kleine groep van voornamelijk haviken om hem heen een agenda aan het schrijven is die al sinds 1948 in ontwikkeling is. Zij zien intern na 11 september de geest van McCarthy weer terugkomen en menen dat Europeanen hun politici weer moeten bijbrengen wat democratie is en wat waarden als vrijheid en recht betekenen. De quaker Joseph Gerson: “Extern wordt mijn land meer en meer imperialistisch en intern staat het aan de rand van het fascisme. We hebben jullie nodig om in ons land de mensen helder te maken hoe ernstig de situatie is. Wij hielpen jullie een tijd terug bij de strijd tegen het nazisme, wij willen nu jullie hulp. Alleen kunnen we het niet redden”. Zijn appel maakte indruk. In de slotverklaring van genoemde conferentie werd dan ook opgeroepen om een intensieve dialoog aan te gaan met het ‘andere Amerika’, via onder meer het uitwisselen van delegaties en personen over de oceaan. Ook Hofland wijst in het aangehaalde artikel van 20 maart op ‘een ander Amerika dat we hier opnieuw moeten ontdekken’.

Dat laatste lijkt me, ook om niet in vruchteloos anti-Amerikanisme te vervallen, een belangrijke agendapunt voor ons Europeanen. Het ‘andere Amerika’ herinnert zich hoe de vredesbeweging daar tijdens de Vietnam-oorlog en het Reagan-tijdperk tot stand kwam door overal in het land ‘teach-inns’ te organiseren en wil dat nu weer gaan doen, met om te beginnen een grote betoging op 20 april in Washington. Het is goed om daar heen te gaan, maar politiek zal Europa los moeten komen van zijn rol van Amerikaanse hulpje. Dat kan echter niet zonder druk van onderop. De Noorse polemoloog Johan Galtung meent dat de Europese politieke elites ‘te sterk verbonden zijn met de VS’ en dat er daarom een massale beweging van de mensen aan de basis moet komen in Noord en Zuid, met als concentratiepunt de antiglobaliserings-, mensenrechten- en vredesbeweging.

Galtung heeft gelijk, maar zo’n beweging vraagt enige tijd. Inmiddels zouden zich drama’s kunnen voltrekken. In de column ‘Bush slaat op hol’ vraagt Bert van Duyn bijvoorbeeld aan het slot: “Wie zal Bush in toom houden, zoals eerder Kissinger Nixon van de ergste gruweldaden weerhield?” (Hervormd Nederland, 22 maart). De Europese politici hebben daarin ook een verantwoordelijkheid. We zullen ze op de huid moeten zitten opdat ze richting de VS creatieve initiatieven nemen. Behalve mensenlevens en de vrede, staat immers ook de internationale rechtsorde op het spel. Dat Europeanen niet meedoen aan de recente Amerikaanse kruistochtretoriek jegens ‘de As van het Kwaad’, noch aan de aangekondigde oorlog tegen een of meerdere landen onder de noemer van de strijd tegen terrorisme, is goed. Het is echter niet genoeg. Wat het terrorisme betreft, moeten we af van de eenzijdige symptoombestrijding. Het is tijd voor een echte aanpak van de oorzaken, waarbij niet langer solistische (vergeldings)acties van een supermacht, maar initiatieven van multilaterale conflictoplossing vereist zijn.

Europa staat kortom voor het dilemma hoe het het unilaterale hegemoniegedrag van de VS moet bestrijden, zonder in vijandig anti-Amerikanisme te vervallen. Europa militair ‘op te tuigen’ via een groot gezamenlijke leger, acht ik niet direct het antwoord, hoezeer ook sommigen dit bepleiten om zo ‘klein Amerika’ te kunnen spelen. Het zou ook te lang duren om als Europa een militaire evenknie van de VS te worden, los van de vraag of dit wenselijk is. Distantie zie ik echter wel als een adequate reactie, dus het stoppen met onze slaafse houding jegens de ‘grote broer’ aan de overkant van de oceaan. Distantie, maar dan gepaard gaande met een intensief dialoogbeleid. Een speciale Europees-Amerikaanse top, zoals voorgesteld door de Clingendael-medewerkers Peter van Ham en Frans Osinga (Trouw, 22 maart) vind ik om te beginnen zo gek nog niet. In derde plaats zal West-Europa over de ontwikkelingen in de VS contact moeten gaan zoeken met de Derde Wereld, Rusland en China. Al was het maar alleen om de almaar stagnerende uitbouw van het VN-systeem weer op de agenda te krijgen, waardoor de unilaterale dominante rol van een supermacht in conflicthaarden zoals het Midden-Oosten, eindelijk ook plaats zou kunnen maken voor een volwaardig, door de rechtsorde gedragen beleid van multilaterale conflictoplossing.